Wraak wordt vaak beschouwd als een gemakzuchtige uitlaatklep voor verdriet. Rouwen is een zware opgave, en sommige mensen kiezen ervoor om deze last niet te dragen, en verliezen zichzelf in wraakgevoelens jegens degenen die zij verantwoordelijk houden voor hun verdriet.
Verwijt is ook een vorm van rouw. Het komt voort uit boosheid, en we gebruiken beide emoties vaak als een manier om onze pijn op afstand te houden. Veel mensen herkennen die eindeloze boze dialogen die in de nacht in ons hoofd rondspoken. Boosheid vormt zich als een ijslaag over de diepe wonden van ons verdriet. We rouwen om wat er is verloren, maar ook om wat nooit zal zijn. Ik zou boosheid niet zozeer als een gemakzuchtige vorm van rouw beschouwen, maar eerder als een angstige variant. We zijn bang dat als we de boosheid toelaten, we in een bodemloze afgrond van verdriet zullen vallen, omringd door duisternis.
Het kan inderdaad een lange, duistere afdaling zijn, maar uiteindelijk bereiken we de bodem. En wanneer we voorzichtig opstaan en om ons heen kijken, kan er innerlijke rust ontstaan. We hoeven niet langer te vluchten. Vrede kan zich nestelen in de ruimte die vrijkomt in ons hart.
Soms hebben we de hulp van een vriend of een professional nodig om ons hierin te begeleiden.
Als iets diep raakt kost het – ook bij mij – wel even tijd.
Dan zeg ik mezelf
Laat maar op zijn beloop,
niet te reactief, lief..
Maar ik wist niet dat een hart zo hard kon breken
van iets dat niet gebeurt
Van iets dat nooit gebeuren zal
Iets dat niet blijkt te zijn
Een laagje boos vormt zich als ijs
op de breuken van mijn pijn
Als het smelt kan ik pas door
wanneer ik het weer vertrouw
Niet nu het vriest in mijn gemoed
Een laag boos over mijn rouw