Snel leven vervreemdt. Mensen kunnen zichzelf niet meer bijhouden. Ik hoor dit ook bij mijn cliënten. We leven op een afstand van onszelf en voelen ons daardoor ontheemd. Dan lijkt het alsof we alleen nog bestaan uit een stem in ons hoofd die oordeelt over hoe ons leven dient te zijn. De stem snelt vooruit en leeft van toekomstplannen die ons uit het nu verjagen.
Elke dag neem ik daarom tijd om weer te landen in mezelf.
Want ook mijn geest neemt soms een sprint en laat mijn lichaam berooid achter. In een donker steegje kruipt het in een hoek, onder een oud stuk karton.
In de verte bouw ik luchtkastelen die plotseling verdwijnen in de mist. Dan weet ik, het is weer tijd. Tijd om mezelf in te halen.
Ik vertraag, draai om en keer terug naar dat steegje, geef mijn lijf een hand en laat het mij bijbenen. Ik kom weer thuis in mezelf.
Thuis – voor mij geen plek maar een staat van zijn. Thuis is daar waar ik in mezelf zak, waar mijn geest achterover leunt en heen en weer deint in de hangmat van mijn schedel. Waar ik me mezelf voel. Waar ik überhaupt mezelf *voel.* Een innerlijke gerichtheid waarbij mijn gedachten en gevoelens alleen aan mijn eigen kant staan.
Thuis is daar waar ik in mij woon. Door mijn werk woon ik gedeeltelijk in het rijk van het onbewuste. Ook woon ik in mijn boeken, in de hartstocht om die ene zin te typen die mijn geest toevalt en die ik, voordat ‘ie ontsnapt, moet toevertrouwen aan mijn archief. Zo vind ik onderdak in mijn eigen verhalen.
In deze staat van zijn hebben mijn oordelen vakantie.
Samen slaan ze een balletje ergens op een golfbaan in Frankrijk.
Dat het maar een lange partij mag zijn.